Lieve schrijver

Geef mij toch niet de tijd na te denken over uw curieuze taalgebruik, uw sterk gekruide metaforen, de bladspiegel en het gebruikte lettertype.

Geef mij toch niet de tijd mij af te vragen welke persoon dit allemaal heeft bedacht en waarom in godsnaam.

Lieve schrijver, sleep mij toch mee in uw verhaal, vanaf de eerste bladzijde tot de laatste.

Laat uw boek toch niet het equivalent zijn van een op te lossen cryptogram. Een boek is geen cryptogram en een cryptogram is geen boek. Beleer mij niet, want ik ben niet meer te beleren.

Dwing mij niet te geloven dat geschminkte apen mensen zijn. Ook ik ben slechts gematigd enthousiast over de mens, maar ik ben niet zo stom dat ik het verschil niet kan zien tussen een geschminkte aap en een mens.

Nietzsche zei dat wij kunst nodig hadden om de werkelijkheid te doorstaan. Maar is het niet zo dat wij uw boeken nodig hebben om de werkelijkheid eindelijk te zien. Die wij niet meer kunnen zien om duizend en een redenen die ik hier niet zal opnoemen.

Lieve schrijver, als u dit gebed verhoord heeft, kunt u mij dan niet ook beloven verre te blijven van literaire manifesten, en dat u ook nooit in een literaire jury zult gaan zitten, noch enige verzamelbundel zult samenstellen, en dat u bijtijds zult stoppen met schrijven?

— A.Grunberg